ZIEK VAN DE VERZEKERAARS
ZIEK VAN DE VERZEKERAARS
De
zorgverzekeraars zouden hun best moeten doen burnouts te voorkomen,
maar in plaats daarvan veroorzaken ze die juist. Bij artsen,
welteverstaan, die stapelgek gemaakt worden door de zinloze
registratieterreur en controledwang. Ook patiënten zijn hiervan de dupe.
Een welgemeend j’accuse tegen een pervers systeem.

Ik
kap ermee, ik ben er helemaal klaar mee. Niets wil ik meer met
zorgverzekeraars te maken hebben. Nou ja, als psychiater dan. Als ik
zelf mijn been breek of kanker krijg, zal ik wel moeten. Maar als
behandelaar van mensen met een psychiatrische stoornis geef ik er de
brui aan. Mijn ervaringen in een relatief kleine, maar landelijk
opererende verslavingsinstelling werden onverdraaglijk. De vorm van de
behandeling die de zorgverzekeraar eist, domineert alles; de
overeenstemming tussen een individuele hulpvrager/patiënt en een
hulpverlener over een behandeltraject is daar volledig aan ondergeschikt
geraakt. Bureaucratische processen en ronduit gevaarlijk beleid van
zorgverzekeraars vergalden mijn werklust. Het gaat me niet om specifieke
zorgverzekeraars of medewerkers daarvan. Het systeem deugt niet en dat
los je niet op door er een enkeling uit te halen. Namen ga je daarom
niet lezen in dit verhaal.
Ik
heb 25 jaar braaf gedaan wat er nodig was om mensen met psychische
klachten te behandelen volgens het dictaat van die verzekeraars. In de
tijd van de ouderwetse ziekenfondsen (hadden we die nog maar) ging dat
prima, maar zorgverzekeraars zijn uitgegroeid tot grote, logge en veel
te machtige partijen in de gezondheidszorg. Ik deed net als de meeste
andere psychiaters bijna alles wat gevraagd werd om mensen niet onnodig
zelf te laten betalen voor een in mijn ogen noodzakelijke behandeling
van hun depressie of verslaving. Maar er zijn grenzen aan wat redelijk
en rechtvaardig is, en die zijn voor mij wel bereikt. In ieder geval in
mijn werk als behandelend psychiater, daar zal ik me dan ook toe
beperken.
Degene
die dit stuk leest en daarna nog steeds denkt dat het prima is geregeld
in de GGZ, bied ik een gratis consult om de diagnose ‘verward persoon’
verder op te helderen.
Het begint al
met het stellen van een diagnose, om daarmee een zogenaamde DBC
(diagnose-behandelcombinatie) te kunnen openen. Er moet geclassificeerd
worden volgens een Amerikaans systeem, de DSM, die enorme beperkingen
heeft. In de DSM worden ziekteverschijnselen aangekruist, en als je
genoeg kruisjes hebt, kwalificeer je voor een bepaalde diagnose. Over de
oorzaken laat men zich bewust niet uit; het is echt een soort
stickerboek, meer niet. Daar is al veel en zeer kritisch over
geschreven, en terecht ook, maar zorgverzekeraars blijven de DSM
hanteren zoals een streng gereformeerde ouderling de Bijbel. En ze
hebben ook nog hun eigen dictaat voor het gebruik ervan. De behandeling
van een van de meest voorkomende psychische stoornissen, de
aanpassingsstoornis, wordt bijvoorbeeld niet vergoed. Bij een
aanpassingsstoornis heeft iemand als gevolg van ingrijpende
gebeurtenissen een tijd last van stemmingsproblemen en/of angstklachten.
Meestal gaat het na verloop van tijd vanzelf over, maar soms is het ook
het begin van veel ernstiger problematiek, zoals een forse depressie.
Dat men de behandeling niet wil vergoeden, heeft maar één reden: kosten.
Dat een aanpassingsstoornis soms overgaat in een veel ernstiger
stoornis, en dat aan de behandeling daarvan vervolgens veel hogere
kosten vastzitten, is voor de zorgverzekeraars geen argument.
Hetzelfde
geldt voor burn-out, de meest voorkomende en kostbaarste reden van
arbeidsverzuim in de huidige tijd. Omdat deze diagnose niet in het
DSM-systeem voorkomt, kan ook hier behandeling niet op kosten van de
verzekeraar plaatsvinden, is de redenering: de ziekte bestaat in het
gehanteerde systeem niet, en ‘dus’ in het Nederlandse zorgstelsel ook
niet. Verslaafd aan gamen, porno of je mobiele telefoon? Komt veel voor,
maar niet in de wereld van de zorgverzekeraars, want het is geen door
hen erkende diagnose, zolang het niet in de DSM staat.
Wat deden de zorgverleners,
behandelaren en hun bazen in reactie op de vreemdsoortige eis dat
psychische klachten onder te brengen moeten zijn in de DSM? De diagnosen
aanpassen, om zodoende de behandeling wel vergoed te kunnen krijgen.
Mensen met een aanpassingsstoornis krijgen een angststoornis of
depressie als label, een burn-out noemen we ‘ongedifferentieerde
somatoforme stoornis’ en als iemand die verslaafd is aan porno daarnaast
ook nog af en toe alcohol gebruikt, boeken we het maar uit als
alcoholproblematiek. De toename van het aantal mensen met een depressie
wordt voor een belangrijk deel verklaard vanuit dit soort
‘klantvriendelijke’ trucs. De gemiddelde Nederlander laat zich graag een
zwaardere stoornis aanmeten als het behandeling via de zorgverzekeraars
mogelijk maakt. Dat de zorgkosten hierdoor wellicht eerder hoger zijn
geworden dan wanneer men behandeling van de formeel juiste diagnose wel
had vergoed, daarvan lijken de verzekeraars zich niet bewust.
Hetzelfde
geldt voor relatietherapie: omdat het niet vergoed wordt, zijn er
regelmatig twee mensen individueel in behandeling, terwijl het
relatieprobleem dat deze beide mensen klachten bezorgt, onbehandeld
blijft. Het betrekken van mensen uit de omgeving van iemand met een
psychische stoornis is bewezen zinvol, en het bespaart kosten, maar
administratief is het nogal lastig. En dus gebeurt het veel te weinig.
Tenzij de zogenaamde systeemleden (mensen uit de directe omgeving van
een patiënt) ook aan een eigen DSM-diagnose worden geholpen.
Geheel ten onrechte gaan verzekeraars ervan uit dat iets wat niet weten schappelijk is onderzocht ‘dus’ ook niet werkt.
Het volgende probleem
is dat alleen behandelingen die ‘evidence based’ zijn, in aanmerking
komen voor vergoeding. Geheel ten onrechte wordt ervan uitgegaan dat
iets wat niet wetenschappelijk is onderzocht ‘dus’ ook niet werkt.
Flauwekul: onderzoek is zeer kostbaar, dus partijen die zo
kapitaalkrachtig zijn dat ze hierin kunnen investeren, zijn onevenredig
in het voordeel. Inderdaad: de farmaceutische industrie heeft bij veel
aandoeningen de standaardbehandeling gekocht, terwijl minder kostbare
alternatieven gewoon niet onderzocht zijn. Maar in de praktijk van de
verslavingszorg blijken dergelijke alternatieven wel heel goed te
werken: mindfulness, runningtherapie en zelfs yoga zijn bij veel
psychische klachten het overwegen waard, maar bewijs dat het werkt
ontbreekt bij de meeste diagnosen, omdat het geld om het peperdure
onderzoek te financieren ontbreekt.
Terwijl
iedere zorgprofessional weet dat de meeste psychische klachten na korte
of lange tijd onder invloed van belastende omstandigheden opnieuw de
kop opsteken, is het aanpassen van een ongezonde leefstijl (de
allergrootste risicofactor voor zowel nieuwe als hernieuwde klachten)
geen onderwerp in de declarabele zorg.

De
complicaties van veel psychiatrische pillen kosten ons kapitalen (denk
bijvoorbeeld aan overgewicht ten gevolge van medicatie voor hart en
vaatziekten), maar die behandelen we pas als ze zich voordoen.
Andersoortige behandelingen worden niet vergoed. De preventie van
vermijdbare bijwerkingen evenmin; daarmee worden die bijwerkingen door
de patiënten en de artsen op de koop toe genomen. Dat de dokters, die
beter zouden moeten weten, zich zo laten ringeloren, is en blijft
verbazingwekkend. In de eed van Hippocrates staat toch dat je moet
zorgen dat jouw patiënt de best denkbare behandeling krijgt?
Vele jaren werkte ik
in de verslavingszorg, een vrij schimmig zorggebied, waar veel misgaat,
maar waar ook heel succesvolle behandelingen plaatsvinden. Mensen
werden op kosten van zorgverzekeraars in exotische landen als
ZuidAfrika en Thailand behandeld, tegen Nederlands tarief. Vanwege de
veel lagere kosten in het buitenland waren de winsten van de klinieken
daar exorbitant hoog en werd er – terecht – ingegrepen. Ook de inzet van
ervaringsdeskundigen zonder diploma’s was lang mogelijk, maar is
terecht aan banden gelegd. Schandalen rond zelfverklaarde experts als
Keith Bakker deden het imago van de verslavingszorg ook weinig goed.
Maar
helaas: men is nogal doorgeslagen in de strijd tegen uitwassen. Sterker
nog: als gediplomeerd professional zonder eigen verslavingshistorie
word ik permanent gewantrouwd en gecontroleerd. Dat men om enige
verantwoording vraagt van de besteding van publieke gelden vind ik
overigens geen bezwaar. Maar dan wel na afloop van de behandeling, en
vergeet daarbij niet dat ontevreden patiënten altijd ook nog aan de bel
kunnen trekken. Maar de afgelopen jaren controleerde men al van tevoren:
als ik iemand met een ernstige verslaving wilde laten opnemen in de
kliniek waar ik werkte, moest ik daar bij een aantal grote
zorgverzekeraars vooraf toestemming voor vragen. Doodzieke mensen moeten
dan twee weken wachten op toestemming voor opname door een beambte op
het kantoor van de verzekeraar, alsof ik dat niet zou kunnen beoordelen.
De controleur is meestal niet meer dan een basisarts, die zelf nog
nooit een verslavingskliniek van binnen heeft gezien. Waarom zou die het
beter weten dan een ervaren psychiater? Bovendien is het mijn baan, ik
word niet betaald per opname, en heb geen enkel persoonlijk belang bij
het advies aan iemand om zich op te laten nemen. En sommige mensen zijn
zo ver heen dat ze kunnen komen te overlijden terwijl ze wachten op de
toestemming van hun verzekeraar. Let wel: het gaat om vrijwillige
opname, en ‘de verslaafde’ is dus gemotiveerd.
Het
argument dat ik iedere keer dat ik protesteerde te horen kreeg, was
altijd hetzelfde: als het te lang duurt, gaan ze maar naar de
crisisdienst in hun woonplaats. Best lastig als je een verslaafde
huisarts bent, of een cokesnuivende politieagent, en je wilt graag
opgenomen worden op een plek waar je niet werkt – zelfs al moet je er
zelf financieel aan bijdragen, zoals het geval was in de kliniek waar ik
werkte. Een medisch specialist met een ernstig alcoholprobleem bleef in
afwachting van de toestemming om zich te laten opnemen niet alleen
flink doordrinken, maar ook ‘gewoon’ werken.

En
dan nog even het medisch beroepsgeheim: wie garandeert dat de
administratieve medewerker van de verzekeraar discreet omgaat met de
inhoud van de aanvraag voor een opname? Dat de naam van de patiënt van
een verslavingskliniek bekend is bij de zorgverzekeraar, ligt al
gevoelig; dat de complete inhoud van het verhaal daar moet worden
ingeleverd om een opname vergoed te krijgen, gaat nog een paar stappen
verder.
Alle certificaten hadden we bij de kliniek waar ik werkte, geweldig goede reviews op zorgkaartnederland.nl,
maar geen contract met de meeste verzekeraars. In de kleine lettertjes
van de zogenaamde restitutiepolis staat dat ze eerst inhoudelijk een
dossier mogen beoordelen voordat iemand mag worden opgenomen. En met
enige regelmaat werd er ook zo’n aanvraag afgewezen, meestal met vage
argumenten. Als je als instelling wel een zorgcontract hebt, gebeurt dit
niet. Waar het dus op neerkomt, is dat er feitelijk allang geen vrije
artsenkeuze meer is in Nederland. Als je om wat voor reden ook kiest
voor een specifieke instelling die niet is gecontracteerd door een
verzekeraar, zijn dit de bijkomende nadelen van die keuze.
Overigens:
het bedrijf waar ik werkte, moest alle behandelingen ook nog
voorfinancieren. Pas achteraf kwam er een deel van de landelijk
gehanteerde tariefprijs terug. Niet het hele bedrag, gek genoeg, en
altijd een stuk minder dan verslavingsinstellingen die wél een contract
hebben met een zorgverzekeraar. Over oneerlijke concurrentie
gesproken...
Wilden
we dan geen contracten afsluiten met de zorgverzekeraars? Zeker wel,
graag zelfs. Maar we kregen ze niet, omdat we niet groot en invloedrijk
genoeg waren.
Het
ministerie van VWS en de zorgverzekeraars beweren vaak dat marktwerking
goedkoper is en tot betere kwaliteit zou leiden. Maar als werknemer van
een kleine speler op het terrein van de GGZ heb ik ervaren dat je
helemaal niets hebt in te brengen. De grote instellingen zijn als eerste
aan de beurt bij het verdelen van de beschikbare budgetten, en als die
zijn uitonderhandeld, is het meeste geld al op. De concurrentie is te
klein en staat achter in de rij; de kwaliteit van de zorg is echt
helemaal geen criterium. De kliniek waar ik werkte stond in
Noord-Brabant, en daarom moest er onderhandeld worden in Zuid-Nederland,
ook voor de ambulante locaties (poliklinieken) in Amsterdam, Rotterdam
en Zwolle. Een klein contractje kon er soms vanaf, als je aan absurde
eisen voldeed in de trant van: jullie moeten wel een kantoor in Goes en
Vlissingen openhouden in ruil voor budget. Heeft weinig met inhoud en
kwaliteit van doen, lijkt me, veel meer met politiek.
Met
een grote verzekeraar dachten we een constructieve relatie te hebben
opgebouwd en ook voldoende te hebben aangetoond dat er kwalitatief goed
werk werd geleverd. Een contract voor 2017 werd ons echter geweigerd,
want: “Ons beleid is om het aantal bedden in de verslavingszorg terug te
dringen.” En dan hebben we het over een heel kleine kliniek met dertig
bedden waar steeds zwaardere gevallen worden behandeld, zoals mensen die
van de harddrug GHB af moeten. Dat kan alleen veilig in een kliniek en
zelfs dan is het niet zonder risico’s. Een BN’er die verslaafd is aan
hoge doses pijnstillers en kalmeringstabletten, waar moet die heen in
Nederland, met behoud van privacy? Dan maar op eigen kosten naar een ver
buitenland? Moet je wel veilig in een vliegtuig kunnen stappen...
Kwaliteit is aantoonbaar
geen criterium bij het aangaan van contracten met zorginstellingen.
Innovatie, toch ook van belang in een wereld waarin de psychische
klachten steeds van gedaante veranderen, complexer worden en moeilijker
te behandelen, ben ik ook nooit tegengekomen als argument. En misschien
wel het allerbelangrijkste: preventie, de enige serieuze en kansrijke
manier om te voorkomen dat de kosten blijven oplopen, vindt men geen
taak.
Dit land is dringend toe aan een ingrijpende hervorming van het zorgstelsel.
De
instellingen met contracten zijn sinds enige tijd verplicht om op hun
website kenbaar te maken hoeveel wachttijd er is voor de eerste intake.
Dat doen ze braaf, met als gevolg dat een groot deel van de wachtlijst
nu verstopt zit tussen de intake en de start van de behandeling: vier
weken tot de intake, en als die klaar is nog eens vier tot acht weken
voordat de behandeling start. En niemand overweegt serieus in die
wachttijd vast wat aandacht besteden aan ongezonde leefgewoonten, lijkt
het. Je kunt toch vast gaan deelnemen aan de beweeggroep, terwijl je
wacht op een therapeut? Als je vandaag wilt worden opgenomen, omdat je
zelf ook vindt dat je drank- en drugsgebruik fors uit de klauwen is
gelopen, moet je lang zoeken naar een plek in Nederland waar je snel
terechtkunt en waar ook nog eens aantoonbaar goede kwaliteit wordt
geleverd. Ook al ben jij of is je werkgever bereid om zelf een deel van
de kosten te betalen, als de zorgverzekeraar het niet goedkeurt, kun je
geen kant uit. Vaak gaat het om mensen die verzuimen van hun werk,
waardoor de kosten terechtkomen bij werkgevers, die meestal part noch
deel hebben aan de verslaving van een werknemer. Toch willen veel
bedrijven hun mensen de kans geven zichzelf te hervinden, en hun baan te
behouden. Maar waar dat moet, is ook mij onduidelijk. Veel gaat
vervolgens uit arren moede in het grijze circuit, waar je zelf moet
betalen: ongediplomeerde coaches of therapeuten met een eigen opvatting
die niet op wetenschappelijke inzichten is gebaseerd. Of een wel
gediplomeerde psycholoog, psychotherapeut of psychiater, die na vijf uur
’s middags de telefoon niet meer opneemt, en alleen werkt, niet in het
multidisciplinaire team dat je in de verslavingszorg zo hard nodig hebt,
liefst 24 uur per etmaal.
Bij herhaling heb ik
de afgelopen jaren journalisten gepord om eens aandacht te schenken aan
deze materie. Vaak begrepen ze het verhaal niet, een enkele keer wilden
ze wel aan de slag, maar werden ze teruggefloten door een
hoofdredacteur, die het te ingewikkeld vond voor de lezers. En zo
gebeurde er dus niets. Op de kritische stukken die ik her en der
publiceerde, volgden veel reacties, van mensen die het aan den lijve
hadden ervaren of van collega’s die zich solidair verklaarden. Maar
nooit kwam ik aan tafel bij zo’n bobo van een zorgverzekeraar, die zich
ruim boven de balkenendenorm laat betalen, maar niet aanspreekbaar is op
de schrijnende situaties op de werkvloer. Een administratief
medewerker, die zich vaak manager noemt, handelt alles af. Een
inhoudelijke visie moet je van zo’n iemand niet verwachten. Maar de
verdenking dat men in de hogere echelons ook weinig visie heeft, zou wel
wat meer aandacht mogen krijgen. Bij misstanden in de zorg kijkt men
vooral naar het ministerie: dat zou de zorgverzekeraars in toom moeten
houden, vindt men. Maar wij van de werkvloer zijn er toch ook nog? Er is
verzet nodig vanuit de inhoud, liefst via de media. En van al die
journalisten die bezig zijn met Wilders, kunnen er toch wel een paar
aandacht besteden aan de veel te grote macht van zorgverzekeraars?
Zoals
veel mensen op de werkvloer in de gezondheidszorg begon ook ik serieuze
burn-outverschijnselen te ontwikkelen door de enorme
registratieterreur. Het standaard moeten afnemen van vragenlijsten
voorafgaand aan een behandeling (Routine Outcome Measurement of ROM)
bezorgde me steeds meer hoofdpijn, omdat geen enkele patiënt er beter
van werd.
Toen
twee patiënten die op de wachtlijst stonden voor goedkeuring van een
opname dreigden te overlijden, was ik er helemaal klaar mee.
Mijn
vak is me dierbaar, maar wel op voorwaarde dat de inhoud prevaleert
boven de vorm. Dat is al heel lang niet meer het geval in Nederland. Dus
ik ga wel iets anders doen zolang het machtsmisbruik van de
zorgverzekeraars voortduurt. Dit land is dringend toe aan een
ingrijpende herziening van het zorgstelsel. Plannen in die richting zijn
er gelukkig steeds meer, denk aan het Nationaal Zorgfonds. Tot de
huidige situatie verandert, ga ik wel op een andere manier mijn brood
verdienen./
0 Comments:
Post a Comment
<< Home