Twaalf mythes over honger
Frances Moore Lappe schreef in 1998: World Hunger: Twelve Myths. Hieronder zijn de mythes nog eens opgesomd.
1. Er is onvoldoende voedsel aanwezig.
Er is per persoon zeker 2 kilo per persoon per dag wereldwijd aanwezig. Waarvan de helft uit graan, bonen, noten bestaat, een pond groenten en fruit, en de rest bestaat uit vlees, melk eieren. Helaas is voor veel mensen voedsel onbeschikbaar omdat ze er het geld niet voor hebben. Zelfs in landen waar honger heerst is voldoende voedsel aanwezig alleen exporteren deze landen een gedeelte, waardoor een deel van hun eigen bevolking honger lijdt.
2. De natuur verpest de zaak.
De rijken hebben altijd te eten. Natuurrampen treffen altijd de zwakkeren. Zij zijn afhankelijk van de goedgeefsheid van de rijken, de machthebbers.
3. Er komen te veel mensen op deze aarde.
Kinderen zijn in veel landen de oudedagsvoorziening voor de arme ouders.
Ook onvoldoende scholing, onvoldoende gegarandeerde inkomsten en gezondheidszorg, maken allemaal het krijgen van veel kinderen een logische zaak.
4. Het milieu moet wijken voor voedsel.
Vooral de grote corporaties zijn verantwoordelijk voor de ontbossing. Deze grote corporaties voorzien de consument van hardhout, exotische groente en fruit en groente en fruit die voor de consument buiten het seizoen zijn.
De gebruikte pesticiden worden voor export artikelen gebruikt, dus niet ten bate van de inwoners zelf, of voor een gaaf uiterlijk van het fruit en groente, hetgeen niets toevoegt aan de voedingswaarde ervan.
Biologische boeren laten zien dat het met veel minder pesticiden ook lukt. En ook Cuba heeft indrukwekkende resultaten laten zien op dit gebied.
5. De groene revolutie is het antwoord.
Het is zeker gelukt om door gewasverbetering de opbrengsten sterk te verhogen zoals bijvoorbeeld in India, Mexico, en de Filippijnen. Die landen zijn meer gaan exporteren en de honger is gebleven. Bovendien wordt de bodem sneller uitgeput.
6. We hebben grote boeren bedrijven nodig.
Grote boeren kunnen vaak grote stukken braak laten liggen. Kleinere boeren moeten veel meer presteren om rond te kunnen komen. Ze bewerken het land intensiever en hun productiesystemen zijn duurzamer. Met investeringen in het verbeteren van de bodem en rouleren van de gewassen ‘crop rotation’ (waar derde wereldland boeren nu niet toe in staat zijn) zouden de opbrengsten zeer zeker worden vergroot. Ruilverkaveling en opdeling in kleinere stukken zoals in Japan, Zimbabwe, en Taiwan is gebeurd, zou de opbrengsten bijna kunnen verdubbelen.
7. Een vrije markt kan honger beëindigen.
De distributie van voeding is ook een zaak van de machthebbers, de politiek. Zoals ook de prijs. Zolang de belangen niet goed verdeeld zijn, blijft de prijs te hoog en blijft het dweilen met de kraan open.
8. Vrije handel gaat de oplossing brengen.
In veel derde wereldlanden is de export gestegen en honger juist verergerd. Zoals het geval is bij de veevoeder sojabonen uit Brazilië. Daar verdubbelde de honger van 1/3 naar 2/3de van de bevolking. Export drukt de basale voedselproductie in eigen land weg. Handels organisaties zoals de NAFTA en de WTO spelen mensen uit verschillende landen tegen elkaar uit om de laagste prijs te realiseren. Waarbij gezondheidzorg en het milieu het onderspit delven.
De NAFTA heeft Mexico en de VS geen goed gedaan: Een miljoen banen gingen verloren in de VS en 1.3 in Mexico, alleen al in de agrarische industrie sector. En in beide landen verergert de honger.
9. De mensen kunnen door de honger niet meer opkomen voor hun rechten.
Overleven zonder voldoende eten vergt enorme wilskracht, vindingrijkheid en ook vorming van belangengroeperingen. De grote corporaties, de regering van de VS, de Wereldbank en de IMF zijn degenen die de armen, arm houden. De armen zijn uitstekend in staat om zelf goede oplossingen te vinden.
10. Meer hulp van de VS helpt de hongerigen.
Hulp houdt de huidige toestand juist in stand. De hulp bereikt de doelgroep niet, de hulp wordt gebruikt om de arme landen, vrije markt, vrije handel en export op te leggen. En ook om legers in stand te houden die onderdrukkende regiemes in het zadel houden.
Zelfs noodhulp, humanitaire hulp (die slechts 8% van het totaal vormen) komt terecht in de zakken van de ‘grain companies’ . Het beperkt rigoureus de lokale voedselproductie van het ontvangende land.
Het ontvangende land zou meer geholpen zijn met het verminderen van de schuldenlast, aangezien deze last juist op onaanvaardbare wijze de gezondheidszorg en onderwijs en anti-armoede programma’s weg drukt.
11. Armoede is voordeling.
Goedkope bananen, T-shirts, computers, fast food lijken op het eerste gezicht aantrekkelijk voor de Amerikanen. Alleen is het wel zo, dat alle lage lonen in het buitenland een gevaar zijn voor de werkgelegenheid en arbeidsomstandigheden in eigen land. Hier zien steeds meer mensen zich gedwongen onder het minimum loon en onder erbarmelijke arbeidsomstandigheden te gaan werken, en niet meer in staat zijnde hun eigen familie fatsoenlijk te onderhouden.
12. Vrijheid beperken om honger te beëindigen.
Er is nergens ter wereld een duidelijke relatie op te merken tussen honger en burgerrechten.
Desalniettemin is het zogenaamde recht om onbeperkt rijkdom producerend eigendom te accumuleren en dit eigendom te gebruiken zoals het ’t beste uitkomt in fundamentele tegenspraak met de oplossing voor het beëindigen van honger.
Recht, zoals hier oorspronkelijk bedoeld was door de stichters van dit land:
Economische stabiliteit, rechtvaardigheid is de beste garantie voor onze vrijheid. En ook essentieel voor het beëindigen van honger.
Uit: World Hunger: Twelve Myths., van Frances Moore Lappe, Joseph Collins, and Peter Rosset. 1998. New York: Grove Press (1998).
0 Comments:
Post a Comment
<< Home